Transitie in de rituele ruimte

“Ik wil dat het licht wordt”, verzucht ze. “Ik ben zoveel verloren. Het is al zo lang donker. Ik verlang echt naar het licht”. Ze staart even voor zich uit. Alleen het tikken van de klok doorbreekt de stilte. Dan haalt ze opnieuw adem. “En ik ben er ook doodsbang voor…”. Onze ogen ontmoeten elkaar. Kort. Dan kijkt ze weer weg. Alsof ze zich schaamt. “Schaamte?” zegt ze onderzoekend als ik ernaar vraag, “ja, schaamte, dat klopt wel. In het licht word ik ook zo zichtbaar. Dat vind ik moeilijk. Zichtbaarheid maakt me kwetsbaar.”

Ze vertelt over haar angst voor de kritiek van anderen, dat ze niet goed genoeg zal zijn, afgewezen zal worden. Geboren in een nest met weinig warmte en veel geweld, was onzichtbaarheid een goede manier om klappen te vermijden.

Ik geef haar een kaarsje en vraag haar het aan te steken. “Dit is het licht dat in jou brandt. Het levenslicht. Ondanks alles is dat blijven branden, want je bent er nog.” Ze kijkt me verwonderd aan. Voorzichtig knikt ze. “Ja, ik ben er nog”.

Aan de andere kant van de kamer brandt een grote kaars. “Die staat voor het grote licht” zeg ik. Dan pak ik een steen en leg die achter haar neer. “En deze steen staat voor de oorsprong. Hij is er altijd geweest en zal er ook altijd zijn.” Dan zet ik muziek op en ga naast haar staan. Onze handen vinden elkaar. Hand in hand, voetje voor voetje, lopen we. Van de “oorsprong” naar het “grote licht”. Af en toe staan we even stil. En dan zetten we weer een stapje. Wie leidt hier wie? Als we bij de kaars zijn knielen we neer. Als vanzelf zet zij haar kaarsje bij de grote. Een traan loopt over haar gezicht. We kijken elkaar nog even aan.

Stil en geraakt lopen we terug naar onze stoelen. Hier zijn geen woorden meer nodig.


Denise van Geelen

Vanaf 2005 heb ik mijn begeleidingspraktijk opgebouwd. Ik werk individueel, met stellen en soms met groepen. Mijn werkruimte ademt rust en warmte, en heeft uitzicht op de tuin. Ik creëer een sfeer waarin we elkaar kunnen ontmoeten.